Gesprekjes met Rossini


 

Ferdinand Hiller

 

Gioachino Rossini (1792-1868) was niet alleen de auteur van veertig opera’s en een van de beroemdste componisten van zijn tijd, maar ook iemand die we tegenwoordig een “vip” zouden noemen. Ferdinand Hiller (1811-1885) was minder beroemd, maar als componist, dirigent en pianist een belangrijke figuur in het Duitse muziekleven. Behalve met Rossini was hij bevriend met Schumann, Mendelssohn, Liszt, Chopin en Berlioz.

Hiller en Rossini maakten kennis met elkaar in 1828 ten huize van bankier Rothschild in Parijs. Rossini was op het hoogtepunt van zijn roem, terwijl Hiller beroemd was geworden als wonderkind op de piano. Ondanks het leeftijdsverschil ontstond er een vriendschap voor het leven; Rossini sprak Hiller aan met caro Ferdinando en Hiller Rossini met maestro. In 1828 mocht Hiller toekijken hoe Rossini zijn laatste opera Guillaume Tell voltooide. De daarop volgende dertien jaar bezochten ze elkaar regelmatig in verschillende steden. Na een lange periode met ziekten en depressies van Rossini zagen ze elkaar weer regelmatig van 1855 tot Rossini’s dood in 1868.

De Plaudereien (“gesprekjes”) ontstonden in de Franse badplaats Trouville na een uitnodiging van Rossini aan Hiller uit augustus 1855:

 
Mon cher Ferdinand,

Jouw goede vrouw heeft me aardige dingen laten lezen die je over mij geschreven hebt, maar alleen jouw aanwezigheid kan me gelukkig maken. Ik hoop dat je niet ongevoelig blijft voor het verzoek van je toegewijde vriend die in Trouville op je wacht,

 
Gioachino Rossini.

Zondag 2 september 1855 arriveerde Hiller in Trouville, waar Rossini en hij zeventien dagen samen doorbrachten. De duistere achtergrond van hun onbekommerde gesprekken vormde de Krimoorlog (1853-1856) van Frankrijk, het Britse rijk, het Ottomaanse rijk en het koninkrijk Sardinië tegen Rusland. Hiller noteerde de gesprekken met Rossini in zijn dagboek en werkte die aantekeningen direct uit. Van 22 tot 30 oktober 1855 verschenen de Plaudereien mit Rossini in acht afleveringen in de Kölnische Zeitung en in 1868 met een aantal andere essays over muziek in boekvorm.

Rossini had veel vertrouwen in Ferdinand Hiller en vond hem een prettige gesprekspartner, die niet alleen interessante dingen te vertellen had, maar ook goed kon luisteren. En Rossini was niet de enige. Toen de niet bijzonder spraakzame Robert Schumann in 1844 naar Dresden verhuisde, waar Hiller al werkzaam was, schreef de laatste: Goed dat je hier bent; nu kunnen we samen zwijgen. En Clara Schumann vond Hiller de enige met wie je een behoorlijk gesprek over muziek kunt voeren.

Hiller had de capaciteiten, maar misschien niet de tijd om een biografie over Rossini te schrijven. In plaats daarvan publiceerde hij deze levendige interviews. Het is alsof je de twee componisten al pratend over de boulevard ziet lopen. Ondertussen zijn de Plaudereien niet alleen een leuke, maar ook een belangrijke tekst, want nergens heeft Rossini zich zo uitgesproken over zijn jeugd, zijn werk, zijn opvattingen over muziek en andere musici.

De tekst is niet eerder in het Nederlands vertaald. De door mij gebruikte uitgave is Plaudereien mit Rossini. Nach der ersten Buchausgabe herausgegeben, kommentiert, mit einem editorischen Bericht und einem Index versehen von Guido Johannes Joerg.Schriftenreihe der Deutschen Rossini Gesellschaft e.V., Band 1, Stuttgart, 1993.

De foto van Rossini is in 1856 gemaakt door de beroemde fotograaf Nadar (pseudoniem van Gaspard-Félix Tournachon).

 

Gesprekjes met Rossini