Karl Drais, uitvinder van de fiets

tabl2_nagy

 

Een exclusief interview

 

Voor dit interview moest ik met mijn ligfiets naar Karlsruhe in Duitsland. Plaats en tijd zijn voor een gesprek nogal ongewoon, maar de man die ik mag interviewen is ook niet alledaags: hij is de uitvinder van de fiets.

Zoals afgesproken met de beheerder is het hek van de Alter Friedhof aan de Haid-und-Neustrasse van het slot en klokslag twee – het stilste en donkerste uur van de nacht – ben ik bij het monument voor Freiherr Karl Drais von Sauerbronn. Nauwelijks is de laatste slag van de torenklok verklonken, of daar staat de baron in het licht van de maan, zonder dat ik hem heb zien of horen komen. Hij blijft wat op afstand en is er duidelijk niet op uit mij een hand te geven. De Freiherr heeft iets vermoeids en melancholieks over zich, hoewel zijn blik onder de klep van zijn pet ook energie uitstraalt.

DRAIS: Sie sind wohl Herr von Hagen.

KvH: Jawohl, Herr Freiherr –

DRAIS: Mein Herr von Hagen! Naar uw naam te oordelen bent u zelf van adel, maar ík stel geen prijs meer op mijn titel! Ik ben geboren als Freiherr Karl Friedrich Christian Ludwig Drais von Sauerbronn, maar ten eerste is dat een hele mondvol en ten tweede geen verdienste. Daarom heb ik mezelf op een gegeven moment Bürger Karl Drais genoemd.

Ik begrijp dat Drais met dat “gegeven moment” de revolutie van 1848 bedoelt, waarin hij aan de kant van de revolutionairen stond, tegenover de adel en de vorst, die later wraak namen door een hetze tegen hem te organiseren. Entschuldigen Sie, Bürger Drais.

DRAIS glimlacht.

KvH: Wij hebben hemel en aarde bewogen om u te kunnen interviewen. Mijn tijdschrift heeft verschillende belangrijke mensen benaderd: de directeur van het fietsmuseum in Nijmegen, de voorzitter van de Internationale Wieler Unie, de burgemeester van Karlsruhe, maar niemand kon voor ons bemiddelen. Het lukte pas toen de bisschop een goed woordje voor ons deed bij de Allerhoogste Instantie. En toen de ligfietsvereniging een aardige duit in het collectezakje deed, maar dat hoeft Drais niet te weten.

DRAIS: Ik ken deze vornehme Herrschaften niet en met autoriteiten heb ik vaak slechte ervaringen gehad… Verzeihen Sie, ik ben vergeten waar u vandaan komt. U hebt een accent dat ik niet kan thuisbrengen. Noord-Duitsland?

KvH: Nederland.

DRAIS: Ach so… Het land van de trekschuit! Hoewel er inmiddels ook een paar stoomtreinen rijden.

Ik laat de stormachtige ontwikkeling van het transport sinds 1851 maar even buiten beschouwing, want ik kom hier om naar Drais te luisteren.

DRAIS: Na, bitte, Herr von Hagen.

KvH: Bürger Hage.

DRAIS: Bürger Hage, waarover wilde u me spreken?

KvH: Over uw grote uitvinding.

DRAIS telt op zijn vingers. Bedoelt u mijn stenografische schrijfmachine, mijn muziekschrijfmachine, mijn rekenmachine, mijn energiezuinige kookmachine, mijn lorrie, mijn vierwielige rijmachine met trapaandrijving of mijn tweewielige loopmachine?

Alleen al over die binaire rekenmachine, een verre voorouder van de computer, zouden we de hele nacht kunnen praten. Maar omdat ik hier namens Ligfiets& ben, zeg ik: Uw loopmachine.

DRAIS: Meine Laufmaschine. Rijden er nog mensen op mijn levenswerk? Heb ik niet voor niets geleefd?

KvH: Uw loopfiets heeft een ereplaats in het museum.

DRAIS kijkt bitter teleurgesteld. En opeens is hij maar een schim van de krachtige man die hij geweest is.

KvH: Ik bedoel: uw uitvinding staat in het museum, maar ondertussen is hij verder ontwikkeld en een geweldig succes geworden. In de hele wereld rijden er nu een miljard fietsen.

DRAIS staart me verbijsterd aan.

KvH: Een miljard fietsen: duizend maal duizend maal duizend fietsen.

DRAIS: Potztausend! Das ist ja Wahnsinn! Misschien denkt hij dat ik gek ben, maar dat houdt hij dan onder de pet.

KvH: U had een rijk man kunnen zijn.

DRAIS: Bürger Hage! Ik heb nooit iets om geld gegeven, behalve dan om mijn experimenten te financieren. Hoe kunnen al die mensen een fiets betalen? De fiets is jammer genoeg een vervoermiddel voor de rijken.

KvH: Veel mensen in Europa kunnen een fiets kopen van een weekloon.

DRAIS: Dan heeft er een democratische revolutie plaatsgehad waarbij die van ‘48 kinderspel was! Wat voor wereld is dit, waarin u leeft?

KvH: Dit is een wereld waarin iedereen fietst: armen en rijken, mannen en vrouwen, kinderen en ouderen. Ik ken mensen met drie, vier fietsen.

DRAIS schudt vol ongeloof zijn hoofd.

Ik kan nu wel gaan uitleggen dat zijn uitvinding gevolgd is door de motorfiets en de auto, maar dan dwalen we af. Ik zal hem mijn moderne fiets laten zien; die inspireert hem vast en zeker. Einen Moment, bitte, Bürger Drais. Ik loop naar de plaats achter het monument waar ik mijn ligfiets tegen een zerk heb geparkeerd.

DRAIS: Donnerwetter! Hij raakt uit de plooi, gaat naast mijn fiets op zijn hurken zitten en begint in zichzelf te praten. Een stuur dat zwenkt in een lager… een krukas voor de benen, zoals ik in mijn vierwieler had… een overbrenging naar het achterwiel door middel van een ketting… daar was ik nooit opgekomen… einfach genial! Hij kijkt naar me op alsof ik de ketting bedacht heb, terwijl ik hooguit schakeltjes kan ponsen. Ligfiets& heeft mij alleen maar op pad gestuurd omdat ik goed Duits spreek. Waarvoor dient dit tandradstelsel aan het achterwiel? Het lijkt wel een uurwerk… dit wiel heeft dunne, metalen spaken… mijn wielen hadden dikke, houten spaken… als ik het goed begrijp drukt het gewicht van de fiets niet op de spaken, maar hangt het aan de spaken… geen ijzeren banden om de wielen, maar een soort caoutchouc… een zadel als een chaise longue… Hij komt overeind. Herr von Hagen, welk genie heeft deze machine gebouwd?

KvH: Een Nederlander – de Chinees die het frame heeft gelast vergeet ik even – maar een heleboel mensen uit verschillende landen hebben voorbereidend werk gedaan: Pierre Michaux uit Frankrijk, John Kemp Starley uit Engeland, John Dunlop uit Ierland, Charles Mochet uit Frankrijk… Toch was u de eerste en de grootste: u hebt in 1817 een tweewieler gebouwd met een bestuurbaar voorwiel, waardoor je in evenwicht kon blijven. Kunt u zich herinneren hoe u op dat idee kwam?

DRAIS doet een stap terug. Als ob es gestern gewesen wäre… Hij spreekt nu zacht en langzaam. Op een dag vroeg ik me voor de zoveelste keer af waarom mijn tweewielige prototype niet functioneerde. Ik viel telkens om en bovendien moest ik bij ieder bochtje stoppen om mijn loopmachine in de gewenste rijrichting te zetten. In een van die bochten werd ik voorbijgereden door een paard en wagen en in een flits dacht ik: de dissel! Een omgekeerde dissel als stuur! Dat werkte, maar niet goed genoeg. Pas na lang experimenteren ontdekte ik dat het voorwiel een halve voet naloop moest hebben, wilde de fiets goed rechtuit blijven rijden. Ik weet nog dat ik met mijn bestuurbare machine de eerste keer een lange helling afdaalde en mijn benen langer dan een mijl van de grond kon houden… Fabelhaft! Ik was bezeten, ik had haast: ik wou niet alleen hard rijden, maar mijn paardloze machine ook snel in productie nemen. U moet bedenken dat er in die jaren – ik spreek nu over 1815, 1816, een enorme hongersnood heerste. Het klimaat was volkomen in de war en er viel sneeuw in de zomer! De zon werd verduisterd door vulkanische as. Dat kwam door de uitbarsting van de Tambora, die verdammte vulkaan in Nederlandsch-Indië – Ich bitte um Verzeihung, Bürger Hage! Ik vergat dat u Nederlander bent!

Hij kan niet weten dat Nederlandsch-Indië al lang zelfstandig is. En er is niets nieuws onder de zon, want ook nu is het klimaat in de war, en deze keer zijn we daar medeschuldig aan, alleen al door het miljard motoren en auto’s waarmee we op de wereld rondrijden.

DRAIS: Door de koude zomers mislukten de graanoogsten. Er kwam hongersnood. Ik heb met eigen ogen gezien hoe de mensen hier in het groothertogdom Baden – toch een beschaafde staat – het gras langs de weg aten en zelfs hun honden en hun paarden slachtten! Ze konden de paarden niet meer te eten geven, want de haver was onbetaalbaar geworden. Ik heb het hele transport tot stilstand zien komen.

Onwillekeurig denk ik aan de verlaten zondagse wegen tijdens de oliecrisis van 1973, al hadden we toen wel een luxeprobleem. Misschien moet ik eerder denken aan de hongertochten per fiets, die mijn moeder in 1944/45 maakte.

DRAIS: Ik had al in 1812 vierwielige rijmachines gebouwd, de eerste met lineaire aandrijving, de tweede met een krukas voor de benen, een beetje zoals uw machine hier. Maar ze waren te duur en trapten te zwaar en ik begreep dat ik beter kon gaan experimenteren met tweewielers. In 1817 maakte ik de eerste rit op mijn bestuurbare loopmachine. Die woog nog geen vijftig pond en ik reed een gemiddelde van acht Engelse mijlen per uur!

KvH: Alle Achtung! Ik neem mijn fietshelm af.

DRAIS: In datzelfde jaar was er weer een normale oogst. Een geluk. Maar voor mijn uitvinding een ongeluk.

KvH: De paarden kwamen terug?

DRAIS: Richtig! En tot overmaat van ramp mocht mijn machine nergens meer de openbare weg op. Tot het einde van mijn leven ben ik tegengewerkt. Alles, Bürger Hage, alles probeerden ze me af te nemen: mijn uitvindingen, mijn patenten, mijn baan, mijn gezondheid, mijn eer… In plaats van financiers en fabrikanten stuurden ze honden en politiemannen op me af!

Ik heb gelezen dat hij ooit gezegd heeft: ‘Ieder die ernaar streeft de waarheid te onderzoeken en het goede te bevorderen, reik ik de hand.’ Drais was geen ruziezoeker. Hij heeft zijn best gedaan, maar werd pas na zijn dood gewaardeerd. Het monument waarvoor we staan is nota bene van 1893.

DRAIS: In 1822 namen ze me mijn inkomen af. Ik kon werk krijgen als landmeter, maar dan wel in Brazilië – daar kon ik geen kwaad, begrijpt u? Om een lang verhaal kort te maken: ik kwam uiteindelijk weer terug in Duitsland. Daar was mijn lijdensweg nog niet ten einde. Mijn loopmachine was het hersenspinsel van een krankzinnige!

Als je de verhalen moet geloven, deed Drais in zijn laatste jaren wel eens vreemd. Waarschijnlijk door de alcohol en mogelijk ook door epilepsie. Ik probeer hem op te monteren: Maar door dat hersenspinsel van die krankzinnige is de wereld zonder paarden mobiel geworden.

DRAIS glimlacht alleen maar; zwelgen in ijdelheid is niets voor hem. Als de Professor der Mechanik die hij ooit geweest is, gaat hij opnieuw naar de fiets. Deze keer betast hij het frame. Wat is dit voor materiaal?

KvH: Aluminium, een metaal, veel lichter dan ijzer. Het werd in zijn tijd nog niet gebruikt. En ik weet niet eens of hij al staal kende.

DRAIS: Hochinteressant… Ja, sehen Sie, ik heb alleen houten machines gebouwd. En wat is dit?

KvH: Een lamp; hij is klein, maar geeft heel veel licht. Ik stap naar de fiets en druk op de knop.

DRAIS krimpt ineen en slaat zijn handen voor zijn ogen.

Onmiddellijk doe ik het licht uit. Ze hadden me gewaarschuwd: geen licht en geen lawaai, sonst ist Schluss! Die camera met flitser had ik ook thuis moeten laten. Om dit gesprek te redden moet ik het nu een andere wending geven. Ik kan Drais vertellen dat de ligfiets een snel en comfortabel buitenbeentje onder de fietsen is, ik kan hem vertellen dat ligfietsen door de officiële wielerorganisaties uitgesloten worden (sinds 1934, omdat ze alles wonnen), wat voor hem herkenbaar zal zijn, gezien het verzet waarop hij altijd is gestuit, of misschien moet ik mijn aarzeling overwinnen en hem vertellen over de uitvinding die zijn paardloze vervoermiddel honderd of meer paardenkrachten en een duizelingwekkende snelheid gegeven heeft. Hoe zal hij – Op de Haid-und-Neustrasse scheurt een knetterende motorfiets voorbij. Geërgerd kijk ik om. Als ik weer voor me kijk, is Karl Drais verdwenen. Ik zoek hem achter zijn monument en rijd de hele begraafplaats af, maar hij is vervlogen. Wat nu? Er zit niets anders op dan terug te fietsen naar mijn overnachtingsadres, waarvan ik gelukkig de sleutel op zak heb. Zodra de winkels opengaan, rijd ik naar het Blumengeschäft und Friedhofsgärtnerei bij de ingang van de begraafplaats. Daar bestel ik dan een krans met rode, witte en blauwe bloemen en een lint met in gouden letters KARL DRAIS ZU EHREN * DIE NIEDERLÄNDISCHEN LIEGERADLER. Iets van die strekking. Ik heb nog tot zonsopgang om erover na te denken.

 

Eerder verschenen in Ligfiets&, tijdschrift van de Nederlandse Ligfietsvereniging, 2007/6.